Overslaan en naar de inhoud gaan

Het slachtoffer in het strafproces


Net als mijn kantoorgenote Corinne Jeekel sta ik slachtoffers van (ernstige) geweldsmisdrijven en zedendelicten bij in het strafproces. Tijdens een zitting vorige week sprak ik in de advocatenkamer kort met de advocaat van verdachte. Hij gaf aan het verzoek tot schadevergoeding van mijn cliënte goed onderbouwd te vinden en dus weinig verweer te zullen voeren op dat punt. Nu zijn cliënt “geen cent te makken zou hebben” zou mijn cliënte echter wel met lege handen blijven staan. Vaker is het mij opgevallen dat het voor partijen, waaronder ook officier van justitie en strafechter, niet geheel duidelijk is welke voordelen er voor het slachtoffer kleven aan het vorderen van schadevergoeding in het strafproces ten opzichte van een procedure bij de burgerlijke rechter. Welke positie neemt het slachtoffer in het strafproces in en welke rechten heeft hij? Die vragen zal ik in dit blog beantwoorden.

Positie en rechten slachtoffer

In art. 51a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de definitie van het begrip slachtoffer gegeven. Slachtoffer is ‘degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden’ en ‘familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit (nabestaanden)’.

Een slachtoffer van een geweldsmisdrijf of zedendelict neemt een bijzondere positie in het strafproces in. Het slachtoffer is namelijk niet formeel procespartij. Procespartij zijn het Openbaar Ministerie en de verdachte. Het slachtoffer heeft echter wel een aantal belangrijke rechten in het strafproces. Deze rechten zijn vastgelegd in de artikelen 51a tot en met 51f Sv.

De belangrijkste rechten van het slachtoffer zijn:

Recht op correcte bejegening
De officier van justitie moet hiervoor zorgdragen. De Aanwijzing Slachtofferrechten geeft een meer algemene beleidsinvulling aan de taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie in relatie tot slachtoffers. Uit de praktijk blijkt dat het een belangrijke taak voor de slachtofferadvocaat is om erop toe te zien dat deze ook worden nageleefd.  

Recht op informatie
Het slachtoffer heeft – indien hij dat wenst – de mogelijkheid op de hoogte te worden gehouden van het strafproces. Het gaat daarbij om alle beslissingen die relevant zijn voor het slachtoffer. Ook wordt het slachtoffer de mogelijkheid geboden om een gesprek met de officier van justitie te hebben voorafgaande aan de zitting (geregeld in de Aanwijzing Slachtofferrechten). Deze kan het slachtoffer voorlichten over de gang van zaken tijdens de zitting, de bewijspositie, de strafeis en ook kan het verzoek tot schadevergoeding worden toegelicht. 

Recht op kennisneming van processtukken
Het gaat dan om processtukken die voor het slachtoffer van belang kunnen zijn, ook als hij zich niet voegt als benadeelde partij maar bijvoorbeeld later wel een civiele procedure wil opstarten. Als slachtofferadvocaat vraag ik altijd een kopie van het volledig procesdossier op. In de meeste gevallen wordt dat ook verstrekt ten behoeve van het verzoek tot schadevergoeding.

Recht op (kosteloze) rechtsbijstand
Ter zitting kan het slachtoffer zich bij laten staan door een advocaat of andere vertegenwoordiger. Indien er sprake is van een ernstig geweldsmisdrijf of zedendelict heeft het slachtoffer – ongeacht inkomen en/of vermogen – recht op een kosteloze advocaat. Er hoeft geen eigen bijdrage te worden betaald. Er kan bij de Raad voor Rechtsbijstand door gespecialiseerde advocaten een toevoeging worden aangevraagd. 

Spreekrecht
Het spreekrecht kan door het slachtoffer worden uitgeoefend wanneer het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, of een van de misdrijven genoemd in artikel 51e lid 1 Sv (onder meer zedendelicten, mishandeling en afpersing. Het spreekrecht is ruim. Tot 14 april 2016 mocht het slachtoffer zich alleen uitlaten over de gevolgen van het strafbare feit. Slachtoffers mogen zich nu bijvoorbeeld ook uitlaten over de bewezenverklaring en de strafeis. De strafrechter hoeft daar echter niet gemotiveerd op te reageren. Het spreekrecht kan mondeling en/of schriftelijk worden uitgeoefend. Ook kan het slachtoffer iemand machtigen om namens hem te spreken.

Het belang van het spreekrecht moet niet worden onderschat. Voor het slachtoffer zelf kan het van groot belang zijn om aan zowel verdachte, rechter en officier van justitie te vertellen wat het misdrijf met hem gedaan heeft. Het kan een bijdrage leveren aan het herstel van de emotionele schade. De verdachte kan horen wat de gevolgen van zijn daad zijn geweest en mogelijk kan dat recidive voorkomen. De rechter kan zien en horen hoe het met het slachtoffer is. En uiteindelijk kan de rechter dat – hoewel hij hiertoe niet gehouden is – wel degelijk mee laten wegen in bijvoorbeeld de strafmaat. Al met al wordt de zichtbaarheid van het slachtoffer vergroot door gebruik te maken van het spreekrecht.

Verzoek tot schadevergoeding
Bij dit recht wil ik ten slotte het meest uitvoerig stilstaan. Mijn rol als slachtofferadvocaat is met name op dit punt namelijk van groot belang.

Schadevergoedingsrecht is civiel recht. Het slachtoffer heeft echter de mogelijkheid om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen in het strafproces. Hieraan kleven een aantal belangrijke voordelen, maar er is ook een beperking. 

Het eerste voordeel is de mogelijkheid voor de strafrechter tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. Indien de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel oplegt (wat in vrijwel de meeste gevallen gebeurt) hoeft het slachtoffer niet zelf de toegewezen schadevergoeding te innen bij de veroordeelde. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de schadevergoeding innen. En dat is prettig, aangezien het regelmatig voorkomt dat veroordeelden niet uit zichzelf overgaan tot betaling van de toegewezen schadevergoeding. Het slachtoffer hoeft zich bij een onwelwillende veroordeelde de moeite van het inschakelen van een deurwaarder dus te besparen. Om te voorkomen dat een veroordeelde niet betaalt heeft de rechter een vervangende hechtenis verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel. Indien de veroordeelde niet betaalt, kan de vervangende hechtenis ten uitvoer worden gelegd. Dit betekent echter niet dat de veroordeelde de schadevergoeding niet meer hoeft te betalen. De plicht tot het betalen van de schadevergoeding blijft gewoon bestaan.

Een ander belangrijk voordeel dat daarmee samenhangt is de voorschotregeling. Mocht de veroordeelde de schadevergoeding acht maanden na het onherroepelijk worden van de uitspraak nog niet hebben voldaan, dan zal het (resterende) bedrag op grond van de voorschotregeling door de staat aan het slachtoffer worden voorgeschoten indien de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Dit is van grote waarde, juist omdat veroordeelden in het strafproces vanwege hun financiële positie vaak niet in staat zijn om de toegewezen schadevergoeding ook daadwerkelijk (binnen een redelijke termijn) te betalen.

Bovendien hoeft een slachtoffer bij het doen van een verzoek tot schadevergoeding in het strafproces niet zelf een civiele procedure op te starten. Hierdoor worden tijd, moeite, proces- en advocaatkosten bespaard.

Ik noemde al dat er ook een beperking is bij het indienen van een verzoek tot schadevergoeding in het strafproces. De vordering tot schadevergoeding mag namelijk geen onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren (artikel 361 lid 3 Sv). Dat betekent dat de civiele vordering de strafzaak niet mag overschaduwen. Hiermee is afgestapt van het eerder geldende criterium dat de vordering eenvoudig van aard moet zijn. Door verruiming van het criterium is bewerkstelligd dat de strafrechter zoveel als mogelijk inhoudelijk over het verzoek tot schadevergoeding beslist. Dat is – gezien voornoemde voordelen – immers van groot belang. In de praktijk blijkt echter wel dat een (meer complexe) vordering nog steeds zeer uitvoerig en duidelijk onderbouwd dient te worden om te voorkomen dat de strafrechter deze toch – ondanks het verruimde criterium – niet-ontvankelijk zal verklaren. Strafrechters lijken gelukkig steeds beter om te kunnen gaan met ook iets complexere en hogere vorderingen. Dat blijkt alleen al uit het feit dat ook in strafprocedures steeds hogere smartengeldvergoedingen worden toegewezen. Desondanks lijken complexere vorderingen toch nog regelmatig – onterecht – niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting voor het strafgeding zouden opleveren.

Dat was voor de Hoge Raad onder andere aanleiding om op 28 mei 2019 een belangrijk overzichtsarrest te wijzen. Hierin benadrukt de Hoge Raad het belang van de mogelijkheid tot het instellen van een vordering binnen het strafproces: een ‘eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld.’  De Hoge Raad wil hiermee voorkomen dat de strafrechter te lichtvaardig een benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat deze te onevenredig belastend zou zijn.

De Hoge Raad geeft verder onder meer college over hoe de schade begroot kan worden. Met name de mogelijkheid voor de rechter om de schade te schatten (op grond van art. 6:97 BW) breng ik graag bij de strafrechter onder de aandacht. Daarmee kan bewerkstelligd worden dat in het strafproces zoveel mogelijk schadevergoeding wordt toegewezen, ook al is de strafrechter van oordeel dat de omvang van de schade (nog) niet exact begroot kan worden. Hoewel ik mij ervan bewust ben dat met deze mogelijkheid soms terughoudend dient te worden omgegaan (ter voorkoming van “verdamping” van het afgewezen deel) gaat het spreekwoord “beter één vogel in de hand dan tien in de lucht” vaak wel op. Elke euro die in het strafproces kan worden toegewezen is, gezien de schadevergoedingsmaatregel en voorschotregeling, immers meegenomen.

Resumerend

Hoewel het slachtoffer geen procespartij is heeft deze wel een aantal belangrijke rechten in het strafproces. Hierdoor wordt zijn positie versterkt.

Het is in de meeste gevallen de moeite waard om als slachtoffer gebruik te maken van de mogelijkheid om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen in het strafproces. Er zijn een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van een procedure bij de burgerlijke rechter, namelijk:
-    De procedure is relatief eenvoudig;
-    De procedure is gratis en het slachtoffer loopt geen risico op een proceskostenveroordeling;
-    Het slachtoffer kan gebruik maken van de schadevergoedingsmaatregel;
-    De voorschotregeling zorgt ervoor dat het slachtoffer de toegewezen schadevergoeding daadwerkelijk ontvangt. Dat is van belang omdat de verhaalsmogelijkheden op een veroordeelde vaak niet rooskleurig zijn.

Jildou Berduszek, 3 februari 2020